De naam Wittop Koning is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de farmacie, maar ook binnen het Genootschap GeWiNa heeft deze apotheker en farmaciehistoricus zijn sporen verdiend. In 1957 werd hij secretaris van het Genootschap en van 1960–1965 was hij voorzitter. Tijdens zijn voorzitterschap werd in 1963 het 50-jarig bestaan van GeWiNa luisterrijk gevierd. Wittop Koning studeerde farmacie in Amsterdam, deed in mei 1940 apothekersexamen en promoveerde in 1942 op een historisch proefschrift De handel in geneesmiddelen te Amsterdam tot omstreeks 1637.1 In 1949 werd hij toegelaten als privaatdocent in de geschiedenis van de farmacie aan de Universiteit van Amsterdam, een functie die hij tot 1975 heeft bekleed. Wittop Koning was daarnaast een uiterst actieve apotheker, en onder zijn leiding kwam de apotheek aan de Overtoom in Amsterdam, die hij in 1941 had kunnen overnemen, tot grote bloei.fg001
Wittop Koning heeft zijn hele leven farmaceutisch historisch onderzoek gedaan, in hoofdzaak – zoals dat toen gebruikelijk was – in archieven. Bovendien publiceerde hij zijn ontdekkingen met grote regelmaat. Dus kwam in de tweede helft van de vorige eeuw iedereen die iets over de geschiedenis van een apotheek, apothekers, apotheekinterieurs of apparatuur wilde weten bijna automatisch bij Wittop Koning terecht. Men had het slechter kunnen treffen want hij stond er om bekend dat hij per ommegaande vragen beantwoordde. Hij was ook altijd bijzonder behulpzaam en stelde zijn eigen gegevens ruimhartig ter beschikking aan anderen. Tot op hoge leeftijd kwam hij desgevraagd langs om historische objecten ter plaatse te bekijken.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw slaagde Wittop Koning er in om het Amsterdamse ‘Historisch Medisch-Pharmaceutisch Museum’ weer nieuw leven in te blazen. Dit museum was van 1901 tot 1947 gevestigd in het Stedelijk Museum te Amsterdam, maar werd daar in 1947 uit verbannen door het gebrek aan tentoonstellingsruimte, ontstaan vanwege de gestage groei van de verzameling moderne kunst. In 1953 werd het museum gevestigd in het Wijnkopersgildehuis in de Koestraat. Wittop Koning wist het farmaceutische deel van de museumcollectie voortdurend uit te breiden. De collectie Delftse apothekerspotten, waaronder een aantal van het zeer zeldzame polychrome Delfts, werd de grootste collectie ter wereld. In 1975 werd de collectie overgebracht naar het Waaggebouw, waar burgemeester Ivo Samkalden op 30 januari twee musea tegelijk opende: het Joods Historisch Museum en het Geschiedkundig Medisch-Farmaceutisch Museum. Het Waaggebouw was op zich een zeer passende omgeving voor het medisch-farmaceutisch erfgoed, want hier was van 1691 tot 1869 het Theatrum Anatomicum gevestigd. Het bleek een huisvesting van korte duur, want in 1980 werd het museum gesloten en werd het grootste deel van de collectie overgebracht naar Museum Boerhaave in Leiden. Het was voor Wittop Koning een blijvende, bittere teleurstelling dat de collectie daar voor het grootste deel in depot zou blijven.
Wie de indrukwekkende lijst publicaties van Wittop Koning bekijkt, zal het opvallen hoe breed zijn interessegebied binnen de geschiedenis van de farmacie was. Maar zijn grootste deskundigheid lag toch bij de farmaceutische gebruiksvoorwerpen: de apothekerspotten en de vijzels. Hij werd ook nationaal en internationaal als deskundige op dit terrein erkend en zijn boeken Apothekerspotten uit de Nederlanden en Nederlandse vijzels zijn nog altijd standaardwerken.2 Wittop Koning was ook zelf een hartstochtelijk verzamelaar. Boeken, farmaceutisch aardewerk, vijzels, munten, penningen, schilderijen, het was allemaal te vinden in zijn huis en in zijn apotheek te Amsterdam en ook hier was sprake van een heel breed interessegebied. Wittop Koning heeft zich ook tot taak gesteld het standaardwerk over de geschiedenis van de farmacie in Nederland, in 1891 verschenen in opdracht van de ‘Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Pharmacie’, te herschrijven.3 Het besluit voor een heruitgave was al in 1927 door het toenmalige hoofdbestuur genomen. In 1986 verscheen het Compendium van de geschiedenis van de pharmacie van Nederland, dat aan alle leden werd toegestuurd.4 In de inleiding schrijft Wittop Koning: ‘het boek heb ik Compendium genoemd, omdat het een enorme verzameling feiten brengt, met de nodige registers, waar verder mee kan worden gewerkt. Zoveel mogelijk is geprobeerd toch een overzicht van de geschiedenis te leveren’. Op dit boek is binnen en buiten de apothekersgemeenschap veel kritiek geleverd. Begrijpelijk, want het Compendium is beslist geen verhalend overzicht van de geschiedenis van de farmacie in Nederland. Ook was Wittop Koning geen systematicus. De ‘enorme verzameling feiten’ vertoont dan ook veel lacunes. Toch lijkt de kritiek niet geheel terecht. Wittop Koning heeft met het Compendium in de eerste plaats iedere geïnteresseerde deelgenoot willen maken van de gegevens die hij in de loop der jaren had verzameld, in de hoop dat anderen hier hun voordeel mee zouden kunnen doen. Een andere uitgave van Wittop Koning’s ‘enorme verzameling feiten’ kreeg een beter onthaal. Dat betrof zijn notitieboekjes met namen van apothekers. Wittop Koning heeft jarenlang alle namen van apothekers die hij op zijn speurtochten tegenkwam genoteerd. Dankzij Mart J. van Lieburg, destijds hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, zijn deze gegevens gepubliceerd in de Biografische index van Nederlandse apothekers tot 1867, die in 1992 verscheen.5
Een biografische schets van Wittop Koning zou niet compleet zijn wanneer geen melding werd gemaakt van zijn activiteiten in Harderwijk. Wittop Koning heeft een grote rol gespeeld bij het tot stand komen van de collectie van het Stadsmuseum. Met name de te Harderwijk geslagen munten hadden zijn belangstelling. Hij publiceerde daar in 1992 ook een boekje over: De Gelderse Munt te Harderwijk 1584–1806.6 Al eerder waren de boekdrukkers in Harderwijk onderwerp van een studie geweest. In 1985 verscheen van zijn hand het boek Harderwijker boekdrukkers.7 Wittop Koning had een sterke band met Harderwijk, en is daar na het overlijden van zijn echtgenote in 1995 ook gaan wonen. Met zijn overlijden in 2001 verloor de farmaceutische historie in Nederland een bevlogen, hulpvaardige farmaciehistoricus met een grote passie voor het farmaceutisch erfgoed.